Monday, August 5, 2024

Jesus, Justice, and Gender Roles by Kathy Keller (Dutch translation): Over de Auteur en Voetnoten

 

Wie is Kathy Keller? 

Kathy werd geboren in Pittsburgh, Pennsylvania, waar ze naar Allegheny College ging. Later, in 1975, behaalde ze haar Master of Arts graad in Theologie aan Gordon Conwell Theological Seminary. Zij, en haar man, Tim, trouwden een half jaar voor ze beiden afstudeerden. Tim kreeg een aanstelling voor drie maanden bij West Hopewell Presybterian Church in Hopewell, Virginia, zodat de kerk ondertussen kon zoeken naar iemand met meer ervaring. Na negen jaar (en drie zonen!) vertrokken de Kellers naar Philadelphia, waar Tim doceerde aan Westminster Theological Seminary en Kathy begon te werken als redacteur voor Great Commission Publications. 
In 1989 verhuisden ze naar Manhattan om daar Redeemer Presbyterian Church te planten. De kerk groeide en het personeel werd uitgebreid. Ondertussen concentreerde Kathy zich op de Comminications Committee. Ze is nu de Assistent Director van Communicatie en Media en ook de redacteur voor Redeemer. Bovendien schrijft ze en spreekt vaak samen met Tim. Hun drie zonen zijn opgegroeid en getrouwd, en nu produceren ze geweldige kleinkinderen. Zij en hun gezinnen zijn allen leden van Redeemer.


Voetnoten 
 1. Dit verband is nu samengegaan met de Southern Presbyterian Church, en sindsdien heet het PCUSA (De Presbyteriaanse Kerk van de V.S.) 
2. Eens was ik met Tim in het noorden van Schotland, waar hij na de dienst gelegenheid gaf om vragen te stellen. Omdat wij thuis gewend waren om na de dienst de preek te bespreken zag ik geen probleem om ook hier mijn mening te delen. Maar in deze situatie was het duidelijk anders: iedereen staarde mij, stomverbaasd, aan dat ik had durven spreken. Ze reageerden alsof plotseling een hond begon te spreken! 
3. Ik wil mezelf hier beperken tot een bespreking van M/V rollen in het leven van de kerk omdat ik eerder al heb geschreven over het onderwerp van M/V rollen in het huwelijk in “The Meaning of Marriage: Facing the Complexities of Commitment with the Wisdom of God” (New York: Dutton Adult, 2011), hoofdstuk 6. 
4. Zie Joh. 14:26: “Later zal de pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader jullie namens mij zal zenden, jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat ik tegen jullie gezegd heb. 
 5. Zie Matt. 5:17-19: “Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan.” 
6. Het leek voor mij duidelijk dat vrouwen niet uitgenodigd werden tot de leidinggevende rol van ouderling in de kerk. Omdat ik destijds stage liep bij de regionale raad van onze kerken en op het punt stond officieel kandidate te worden bij de Pittsburgh Presbytery moest ik mijn adviseur en verschillende commissies inlichten over mijn verandering van opvattingen en status. De avond dat ik voor de Presbytery moest komen voor de positie van “kerkelijk werker” maakte ongeveer de helft van de aanwezige predikanten en ouderlingen luide uitingen van hun afkeer! De Presbytery was verdeeld over deze kwestie en ik werd het onbedoelde mikpunt van een lang-uitlopend debat. De vergadering verzandde in een soort circus, en onderweg naar huis zei mijn predikant: “Wat moet ik de ouderlingen thuis wel niet vertellen over de vergadering van vanavond?!” 
7. Zie bijvoorbeeld Grant Osborn zijn “A Comprehensive Introduction to Biblical Interpretation” (Downers Grove, IL.: Intervarsity Press, 1997) 
8. Op die eerste literatuurlijst die Dr. Donald Hobson mij gaf voor mijn independent study aan Allegheny College stond ook een boek van Bernard Ramm, waarvan ik de titel tot mijn schande niet meer weet. (Waarschijnlijk “The Christian View of Science and Scripture” of “Special Revelation and the Word of God”). Ik herinner me wel, en heb daar al heel lang profijt van gehad, zijn uitleg hoe de Bijbel tegelijkertijd goddelijk geïnspireerd én geschreven is door onvolkomen mensen. Zoals ik me herinner stelde Ramm voor dat net zoals een ambachtelijke meester eerst de gereedschappen moet ontwerpen en maken om daarmee zijn kunstwerk te creëren, zo zorgde God (door zijn perfecte controle over alle aspecten van het leven) ook voor perfect-bekwame ontvangers van zijn Woord. Zo is het geschreven Woord, net zoals het vleesgeworden Woord tegelijkertijd menselijk (met zijn eigen taalgebruik en andere bijzonderheden) en goddelijk 9dus zonder zonden of fouten). 
9. De klassieke stelling over hoe de Bijbel volledig menselijk en toch (oorspronkelijk) foutloos en waar is voor alle tijden, is te vinden in J.I. Packer zijn “’Fundamentalismand the Word of God: Some Evangelical Principles” (Grand Rapids: Eerdmans, 1958). 
10. Zelfs Gods plan om zijn volk te vrij te kopen, hoewel het ons toelijkt als een proces met veel fasen, was uiteindelijk een compleet plan “voordat de wereld gemaakt werd” (Ef. 1:4; verg. Matt. 25:34).

Predikant Ernst Leeftink waardeerde Kathy Keller haar boekje en haar argumenten, maar uiteindelijk vond hij dat ze geen goede basis heeft voor haar redenering en conclusie.
Hij redeneerde dat- als wij niet weten waarom God preciues een bepaald voorschrift geeft, dat we elkaar dan vrij moeten laten in het gehoorzamen of niet.
Dat lijkt me niet een respectvolle houding t.o.v. God in zijn Woord. Ik zou hopen dat hij (voordat het te laat is) als Job gaat zeggen: 'Ik wist niet waar ik het over had; ik buig me in het stof en houd mijn mond.'

Jesus, Justice, and Gender Roles by Kathy Keller (Dutch translation): deel 2: persoonlijke ervaring

 


Mijn Persoonlijke Speurtocht 

Ik wil het tweede deel wijden aan persoonlijke zaken die betrekking hebben op het accepteren en toepassen van bovengenoemde punten. Stel je voor dat een man of vrouw overtuigd zou zijn dat wat ik hier beredeneerd en beweerd heb inderdaad overeenkomt met wat Gods Woord ons leert, en dat dit daarom ook gehoorzaamd dient te worden. Hoe zou dit dan gedaan kunnen worden met vreugde en niet met tegenzin of gemopper (want alle gehoorzaamheid die niet in vreugde en dankbaarheid gebeurt, is zonde tegenover de grote liefde van God)? Vervolgens, hoe kunnen we deze geboden gehoorzamen op manieren die begrijpelijk zijn voor mensen in hedendaagse culturen (meervoud, want te wereldwijde kerk is te vinden in vele volken en culturen)? Onder mensen die vanuit een egalitaire of feministische positie schrijven beginnen velen met een verhaal over hun persoonlijke ervaringen. In zekere zin heb ik dit ook al gedaan. Zo’n persoonlijk verhaal maakt het vaak meer interessant voor de lezer die moeite zou hebben met een ‘droge theologische studie’. Toch is dat niet mijn eerste reden voor het delen van mijn persoonlijke speurtocht. 
Aan het begin zei ik al dat er twee pastorale kanten aan de orde moeten komen wanneer het gaat over het complementaire perspectief. In het eerste deel hebben we ons al bezig gehouden met de hermeneutische zaken met betrekking tot de meest relevante Schriftgedeelten. Nu wil ik schrijven over de persoonlijke pijn die vrouwen vaak geleden hebben als gevolg van een gebrekkig begrip van de relevante Schriftgedeelten en de obstakels die zulke ervaringen scheppen voor het accepteren van een complementarisch begrip van de Schrift. Veel vrouwen, maar ook mannen, zijn slachtoffer geworden van buiten-Bijbelse tradities die voortkwamen uit een Christelijke subcultuur die de gaven van de vrouwen in de kerk niet serieus namen. 
Het schandalige feit is dat in veel kerken de Schriften uitgelegd zijn op een manier die moest voorkomen dat vrouwen hun gaven van de Geest in leiderschap, onderwijs, vermaning, en bemoediging zouden gebruiken in de kerk. Hiermee werd de halve kerk op non-actief gesteld en bovendien werkte het min of meer als een amputatie voor het Lichaam van Christus, de kerk. 
Een geamputeerd lichaam is een geschonden lichaam, en veel vrouwen zijn ernstig gewond geraakt doordat hen verteld werd dat hun gaven (van de Geest) ongewenst of niet toegestaan waren, of dat ze niet eens bestonden. Daarom moeten we er ook niet van opkijken als we vaak het verwijt te horen krijgen: “Dit is een zaak van ‘recht doen’, van gerechtigheid.”. 
Ik heb deze roep gehoord van vrouwen in een rustig gesprek, en van vrouwen die moesten huilen. Ik heb het in Bijbelstudiegroepen en kringen gehoord, maar het is mij ook toegeschreeuwd in grotere gezelschappen. Hoewel ik de frustratie begrijp die aan dit gevoel ten grondslag ligt, is het toch mijn taak geweest om ergens in ons gesprek uit te leggen dat het niet in de eerste plaats een zaak van gerechtigheid is, maar allereerst een theologische zaak. “Wat zei God? Waarom moeten wij gehoorzamen? Hoe kunnen wij dit doen?” Ik begrijp hun verdriet en verwarring, en het is gemakkelijk om met zulke mensen mee te voelen omdat ze op oneerlijke (en on-Bijbelse) manier behandeld zijn door de kerk die zij liefhadden. 
 En toch… 
Het is nog maar kortgeleden dat ik over dit onderwerp sprak op ‘mijn seminarie’: Gordon Conwell Theological Seminary. Tijdens de Q&A stond een vrouw op die huilend zei: “Dit is mijn leven! Dit is niet alleen maar een theologische discussie; dit is een zaak van gerechtigheid”! Ik herinner me niet meer de exacte woorden die ik haar als antwoord gaf; ik hoop dat ze meer genade vertoonden dan wat ik toen dacht, namelijk: “Schat, je studeert aan een seminarie! Dan moet jij toch zeker begrijpen dat dit in de eerste plaats een theologisch-hermeneutische kwestie is, en dat jouw leven in betekenis alleen maar toeneemt als jij je richt naar de wil van God en niet naar de dingen die jij graag wilt! Beheers je!” 
Die gedachten pleiten niet voor me, en ik heb ermee geworsteld hoe ik kan uitleggen dat het hier niet gaat om een zaak van “recht doen” zoals bij ongelijke betaling voor gelijke diensten wel het geval is. De kwestie van kerkelijke bevestiging van vrouwen is niet een zaak van recht, maar als we hen niet serieus nemen is dat wel een zaak van onrecht. 
We moeten het dus wel hebben over Bijbelse praktijken die hersteld moeten worden in de wijze waarop de gaven van vrouwen wel of niet gebruikt worden in kerken met complementaire of meer strikte standpunten. Regelmatig schaam ik me hoe sommigen het woord “complementair” gebruiken om vervolgens verder dan de Schrift te gaan door bijvoorbeeld de maximale leeftijd van jongens vast te stellen waarna vrouwen hen niet langer zondagsschool of catechisatie mogen geven, of bij de vraag of een vrouwelijke groepsleider een mannelijke co-leider nodig heeft als het om een gemengde groep gaat, enzovoorts. 
Ik weet niet of zulke buiten-Bijbelse regelmakerij voortkomt uit een theologische angst voor de dominotheorie (in de zin van: Als je meisjes nu laat helpen bij het collecteren, dan willen ze later op de preekstoel staan!), of uit een Christelijke variant van de Orthodox-Joodse praktijk van halakkah, waar tradities en gewoonten zo streng worden gehandhaafd alsof ze door God zelf geëist waren om zo toch maar een veiligheidsmarge aan te houden ter vermijding van verleiding. Wat de oorsprong ook maar is, deze on-Bijbelse grenzen vallen onder Jezus’ oordeel over het handhaven van “menselijke tradities’ in plaats van Gods geboden (Marcus 7:8). 
 Ik kan dit onderwerp niet verlaten zonder te kijken naar de manier waarop we onrecht aan en buitensluiting van vrouwen kunnen en moeten benaderen. 
Als het gaat over het “kunnen” benaderen dan hebben we wel bereidwillige luisteraars nodig. Ontelbare keren ben ik gevraagd om mijn overtuiging aangaande deze zaak opnieuw te overwegen. Soms vraagt de persoon dit met tranen in de ogen en andere keren in echte boosheid, maar ik ben altijd bereid geweest. Ik heb er geen baat bij om het bij het verkeerde eind te hebben. Ik heb er geen behoefte aan misleid te zijn of om anderen te misleiden. Dus ben ik steeds bereid om alle gegevens weer eens op een rijtje te zetten. Om de zaak voor het egalitarisme (en mensen die dit voorstaan) goed te begrijpen moeten mensen die het daarmee oneens zijn overtuigende, Bijbelse argumenten geven voor hun eigen stellingname. Terwijl we hiermee bezig zijn hoop ik dat we afstand kunnen doen van zoveel reacties over “de plaats van de vrouw” die slechts cultureel en traditioneel zijn om ze te vervangen met echt-Bijbels inzicht. 
Vervolgens moeten mannen in machtsposities die begrijpen dat vrouwen zoveel mogelijk behoren mee te draaien in kerkelijke diensten metterdaad de ruimte hiervoor scheppen in hun kerkelijke gemeentes, waar dat Bijbels passend is. Wellicht zullen ze daarover aangesproken worden door sommigen die vrouwen in zichtbare diensten een bewijs van vrijzinnigheid zien (terwijl ik het juist zie als een meer krachtdadige toepassing van de apostolische leer). Omdat het vermijden van kritiek geen geldig excuus is voor ongehoorzaamheid, zou ik hopen dat er meer mensen de Bijbels-legitieme rol van vrouwen zullen verdedigen en dat die elkaar aanmoedigen om niet-Bijbels gefundeerde bezwaren naast zich neer te leggen. 
In het begin van ons Redeemer kerkplantingsproject werd ons duidelijk dat het rechtzetten van traditionele, doch niet-Bijbels gefundeerde praktijken ons niet populair zou maken (in de gevestigde kerken). Bijbelse geboden moeten uiteraard gehoorzaamd worden, maar gewoontes uit de (sub)cultuur die niet voorgeschreven zijn in de Schrift vinden geen plaats in onze structuur en visie van leiderschap. 

Ik ben me er goed van bewust dat in de stad New York (of elk ander milieu met betrekkelijk hoog opleidingsniveau en secularisatie) we persé geen praktijk of beleid kunnen aanhouden tenzij deze verdedigd kan worden vanuit de Bijbel. Als we dus geen vrouwen bevestigen als (regerende of lerende) ouderlingen, dan moeten we er wel voor zorgen dat alle wel-toegestane functies zoveel mogelijk door mannen en vrouwen uitgevoerd worden. 
Terwijl we de positie houden dat op grond van de Bijbel vrouwen geen gezaghebbend onderwijs mogen uitoefenen is het dus vooral belangrijk vrouwen juist wel toe te laten in de andere functies. 

Ik heb dus sympathie, en ik heb ideeën aangedragen voor het beëindigen van het weren van vrouwen uit rollen waar zij (wel) mogen dienen. Maar daarmee blijft de vraag staan: “Waarom moeten wij dan toch nog geweerd worden van bepaalde rollen? Zijn onze gaven dan onvoldoende? Heeft de Heilige Geest die gaven ons dan niet gegeven? En, als ik dan toch een roeping ervaar om te dienen in de rol van herder en/of leraar?” 
Mijn eerste antwoord (Ik geef toe dat het klinkt als een dooddoener!) is dat God het recht heeft om te zaken in te richten op de manier die het beste passen bij zijn plan. Ik ga dat zo meteen verder uitwerken. 
Vervolgens moet ik antwoorden dat gaven niet hetzelfde zijn als rollen. Wij allen, mannen en vrouwen, worden aangemoedigd, en zelfs bevolen om onze gaven in te zetten voor de dienst van de kerk. Waarom zouden wij het noodzakelijk vinden om eerst een specifieke titel of functie te bemachtigen voordat we dit (inzetten van onze gaven) daadwerkelijk doen? In een onvergetelijk college van Elisabeth Elliott, een van mijn professoren aan OLTS, leerde ze mij onderscheid te maken tussen gaven en rollen waarin deze gaven gebruikt zouden kunnen worden. Ze verkondigde aan haar klas van mannen en vrouwen dat zij betere gaven had voor de verkondiging van het Woord dan de meeste mannen in de klas en wellicht in de hele school. Ze kende de Bijbel in verschillende talen, ze had uitgebreide ervaring in Schriftuitleg, en door haar lijden had ze wijsheid ontvangen om met geduld en compassie met anderen te spreken, enzovoorts. “Toch”, voegde zij daaraan toe, “heeft God me niet geroepen deze gaven te gebruiken in de rol van ‘herder en leraar’. Ik ben wel geroepen deze gaven te gebruiken, maar waarom zouden zij pas waardevol zijn in één specifieke rol, namelijk die van bevestigde ouderling?” 

De moeite met het uitoefenen van iemand zijn gaven in een rol die niet bevestigd is geldt trouwens voor mannen net zo goed als voor vrouwen. Niet alle mannen streven naar de mannenrol die hen gegeven is. Het wordt steeds moeilijker voor mannen om leiderschap te accepteren in kerk en huisgezin. Het nemen van risico’s en het vaststellen van grenzen zijn niet aantrekkelijke zaken voor alle mannen. 
Hier komen we bij Jezus. Hij is de reden dat wij op Gods gerechtigheid kunnen vertrouwen in de rol die hij jou heeft toebedeeld, of je nu een man bent die liever geen leiderschap of risico’s aanvaardt of een vrouw die dat juist zo graag zou doen. In zekere zin krijgen beiden de Jezus-rol toebedeeld. We hebben mannen en vrouwen nodig om hun rollen uit te oefenen in de veiligheid van kerk en huisgezin, om zo de volheid van Jezus te laten zien aan de wereld om ons heen. 
Het wondermooie van specifieke M/V rollen is voor mij dat iedereen een aspect van Jezus’ leven mag vertonen. Jezus, die in zijn positie als ‘dienstknecht’ stierf om zo zijn Bruid tot vlekkeloze schoonheid te brengen (Efeze 5:22-33), heeft ‘gezag’ en autoriteit’ een nieuwe invulling gegeven en hij heeft zijn volgelingen opgedragen hetzelfde te doen! (Matt.23:11; Joh.13:13-17) 
Jezus neemt in gehoorzaamheid de rol van dienstknecht of slaaf aan om hierdoor onze verlossing te verzekeren (Fil.2:5-11). Hierin zien we dat zijn onderwerping aan de Vader zijn vrijwillig geschenk was en niet iets dat van hem geëist werd. Nergens wordt eraan getwijfeld dat hij gelijkwaardig is aan de Vader; lees maar door Johannus 5 – 9. Steeds weer bewijst Jezus dat hij God is (bijvoorbeeld in 8:58: “Ik ben, zelfs al voordat Abraham er was!” Daarentegen nam hij toch vrijwillig de rol van dienstknecht aan om zo onze rechtvaardiging te bewerken. 

De wezenlijke gelijkheid van Vader en Zoon staat in een spanningsveld met de functionele onderwerping voor onze verlossing (en het herstel van Zijn Koninkrijk)., waarin hij de rol van dienstknecht op zich neemt. Dit is het spanningsveld van het Bijbels mysterie van Gods drie-eenheid. Hoe zouden we dit kunnen uitleggen zonder menselijke rolmodellen die dezelfde waarheden in eenzelfde soort rollen uitbeelden? 
 C.S.Lewis zijn vlugschrift over “priesteressen in de kerk” (hoewel het de kerkelijke bevestiging van vrouwen in de Anglicaanse kerk niet kon tegenhouden) biedt ons een goede overdenking betreffende het verschil tussen de (godloze) wereld en de kerk. In de wereldse samenleving mogen mannen en vrouwen vaak niet onderscheiden worden. Maar die gedachte kunnen we afleggen wanneer we terugkeren tot de werkelijkheid, zoals God die geschapen heeft. Daar kunnen we onze eigen identiteit als man en vrouw weer dragen.

...het soort gelijkheid waarbij gelijken ook verwisselbaar moeten zijn is een culturele (?) fantasie. Dat mag in de samenleving dan zo zijn, maar in de kerk volgen we geen fantasieën. Seks was onder meer geschapen om de geheimenissen van God te symboliseren. Een van de functies van het huwelijk is uitdrukking te geven aan de aard van verbondenheid tussen Christus en de kerk. Wij hebben niet de bevoegdheid om de levendige en gevoelige beelden die God geschilderd heeft op het doek van onze geaardheid te vertekenen alsof het slechts geometrische vormen zouden zijn. Met de kerk zijn we dieper betrokken, want daar hebben we te maken met mannelijk en vrouwelijk- niet slechts als fysieke gegevens maar als de levende en verschrikkelijke schaduwen van realiteiten die geheel buiten onze controle en grotendeels buiten onze directe kennis liggen. 

Lewis wil aantonen dat, als wij met M/V rollen knoeien, dit onze eigen schade zal zijn. Wat heeft God ermee bereikt ons mannelijk en vrouwelijk te maken? Waarom maakte hij ons niet als uniseks schepselen of hermafrodieten of met een keuzeoptie voor het geven of verzorgen van het leven? Waarom gaf hij verschillende taken? Diepzinnige openbaringsmysteries hangen samen met onze seksen en met ons vervullen van onze God-gegeven rollen. Als God ons iets leert over zichzelf en onze relatie met hem (in die zin zijn we allen vrouwelijk, zegt Lewis naar Ef.5:25-27b en Openbaring 21:2), durven wij dan te knoeien met zijn keuze van analogie of metafoor, of de eigenlijke taal die Hij daarvoor gebruikt? 
In een gevallen en zondige wereld zullen er altijd zondige mannen en vrouwen zijn die elkaar onderdrukken en minachten op grond van hun geslacht. De culturele fantasie van unises en verwisselbare kiezers, burgers, werknemers is bedoeld als beveiligingsmechanisme. Maar in kerk en huisgezin hebben we toegang tot bekering en vergeving. Dat zijn essentiële gereedschappen waarmee mannen en vrouwen hun stralende mantels van verschillen kunnen blijven dragen om zo samen te leven als volk van God- gevalle, vrijgekocht, vergeven, en vergevende. 
Gerechtigheid is uiteindelijk datgene dat God verordent. Dus, in hoeverre je gerechtigheid kunt zien in de God-geschapen M/V rollen hangt vooral af van hoeveel vertrouwen je stelt in God. Zou de rechter van de hele wereld geen recht doen? Kunnen we buiten zijn ontwerp een andere, wellicht betere omschrijving bedenken voor wat “recht” is? Wat zou daarvoor onze gids zijn; wat weten wij dat Hij niet zou weten? 
 Als we echt overtuigd zijn van Gods wijsheid, liefde, en goedheid, dan –wanneer onze verlangens en Gods geboden met elkaar botsen- weten we ons vertrouwen te stellen in de onfeilbare … en niet in onze zo-gemakkelijk-te-beïnvloeden verlangens. Ann Voskamp, in haar boek “One Thousand Gifts” (Duizendmaal Dank), schrijft: 

(God) gaf ons Jezus. Jezus! Hij gaf hem op voor ons allen. Als we slechts één ding zouden onthouden, is dit dan niet voldoende? Waarom is dit de herinnering die (ik) zo gemakkelijk als vanzelfsprekend aanneem? Hij sneed het vlees van de God-mens open om zijn bloed te laten stromen. Hij waste ons vuil weg met zijn bloedige genade. Is deze ene wetenschap dan niet voldoende? Hebben wij verder dan ook maar iets anders nodig? Als God zelfs zijn eigen Zoon aan ons overgaf, zou Hij dan ook maar iets terughouden wat wij nodig hebben? Als vertrouwen verdiend moet worden, heeft God dan niet heel uitdrukkelijk ons vertrouwen verdiend met de bast (?) op zijn verse wonden en de dorens in zijn voorhoofd gedrukt, en jouw naam op zijn gebarsten lippen? Hoe zal hij dan niet vol genade alle dingen schenken die hem het beste en juiste toelijken voor ons? Hij heeft ons al het meest onbegrijpelijk schatbare geschenk gegeven.
 
De gerechtigheid achter Gods schepping van man en vrouw, en zijn beschikking over de rollen die hij voor hen verkoos zijn wellicht niet altijd duidelijk voor ons. Waarom dan zo en niet anders? Maar kunnen wij dan echt verwachten dat wij met ons beperkte denkraam de onmetelijke, almachtige, wijze, goede, lieflijke, en genadige gerechtigheid van God te kunnen bevatten? Er ligt misschien nog wel een vaag idee in “de dans van man en vrouw”, waarbij we toch iets mogen voelen en vertonen van het leven binnen de Drie-eenheid. De rest ligt gekleed in het mysterieuze, en dat kunnen we accepteren in het volste vertrouwen dat dit zo voor ons toch het beste is.

Jesus, Justice, and Gender Roles by Kathy Keller (Dutch translation): Deel 1 - Hermeneutische Noodzaak 5/5

 “Dat was toen; dit is nu”

Twee Fundamentele Problemen van deze benadering 

De eerste is een ernstige fout waarbij OT teksten en verhalen beschouwd worden als didactisch (lerend), terwijl ze slechts beschrijvend zijn. Seksistisch en onderdrukkend gedrag van mannen en culturen worden weliswaar beschreven in het OT, maar die worden niet vermeld als voorschriften. Als we lezen dat Abraham, Jacob, of David meerdere vrouwen hadden, dan wil dat niet zeggen dat dit Gods bedoeling was net zomin als wanneer het dagblad Trouw een moord beschrijft dit zou betekenen dat de redactie van het blad dit goedkeurt. 
Door de hele verbondsgeschiedenis is het Gods bedoeling om zijn schepping te herstellen als zijn Koninkrijk. Het verslag van dit verlossend werk omvat ook levendige beschrijvingen die tonen waarom en hoe we Gods herstel nodig hebben. (Is er bijvoorbeeld maar één voorbeeld van polygamie in de Bijbel zonder slechte vruchten? Denk aan Sara en Hager, Rachel en Lea, Elkana, David, of de vrouwen van Salomo!). 
Zo is het ook met de slavernij. Het OT gaf regels voor de slavernij om het meer menselijk en menslievend te maken. In die tijd was slavernij vaak een vorm van –vaak vrijwillige- dienstbaarheid, waarbij berooiden een kans kregen op een nieuw leven en niet een racistische diefstal van mensen voor eigen verrijking zoals de handel in Afrikanen in de zuidelijke VS. Uiteraard is slavernij zelden ideaal en ik hoor dus ook regelmatig het verwijt “Waarom maakte God niet gewoon een eind aan polygamie en slavernij als die zo slecht waren?” Maar, weeg je dan je dan wel Gods prioriteiten af tegenover je eigen prioriteiten? De misbruiken werden, op Gods tijd, verworpen door het doorgaande werk van God (zoals we zien in het NT) in de corrupte wereld, maar eerst moest God een aantal dingen vastleggen die meer fundamenteel waren: 
• Ik ben een heilige God; naast mij bestaan geen andere goden. 
• Het is jullie niet gelukt te zijn waartoe ik je gemaakt heb. 
 De wereld heeft herstel nodig. 
• Enzovoorts… 

De tweede hermeneutische fout kunnen we zien als “de fout van logica”. Denk eens aan al de drukte waarbij we onze cultuur op dit moment van de geschiedenis gebruiken als toetssteen voor de beoordeling van Gods openbaring. Christenen in niet-westerse samenlevingen hebben geen probleem met de zgn. “terreurteksten”. Zij hebben wellicht moeite met de instructie van “de andere wang toekeren” of “Heb lief wie jullie haten”; die instructies lijken niet toepasbaar te zijn in regio’s waar verschrikkelijk geweld een dagelijkse realiteit is. 

Een laatste poging tot ontsnapping 
Van alle pogingen om weg te doen met de zwijgteksten heb ik de minste waardering voor wat meest gangbaar is vandaag de dag. Ik kom dit standpunt tegen in theologische opleidingen onder studenten en professoren, maar ook onder predikanten, ouderlingen, en kerkleden. 
De gedachte loopt zo: Er zijn experts aan beide zijden van deze kwestie. Als die het al niet eens kunnen worden, wie zijn wij dan om hier een oordeel over te geven? Omdat deze kwestie zo ingewikkeld en verwarrend is moeten we toch in liefde en gerechtigheid het juiste doen en begaafde vrouwen (die zich daartoe geroepen voelen) toch maar accepteren en bevestigen als lerende of regerende ouderlingen? 
Wie kan er nu toch tegen zo’n liefdadige houding zijn? Toch loeren ook achter deze gevoelens twee verkeerde veronderstellingen. Ten eerste ligt hier de populaire postmoderne overtuiging dat er niet zoiets bestaat als ‘waarheid’. Maar, redeneringen en argumenten zijn altijd de kern geweest in filosofisch onderzoek en ook in theologische zaken. De grote concilies n synodes die de Bijbelse canon en belijdenisgeschriften opstelden stonden altijd bekend om hun levendig debat. (Het ging daarbij niet om ‘gelijk te krijgen’, maar om samen te worstelen met het Woord van God om zo tot een beter begrip te komen dat recht zou doen aan alle relevante teksten.) Als je openstaat voor andere gezichtspunten wil dat toch niet zeggen dat je open moet blijven staan voor allerlei ‘wind van leer’? Als na degelijke Bijbelstudie de beste keus gemaakt is, dan wordt die erkenden aangenomen in een houding van nederigheid en de bereidheid om de zaak opnieuw te bekijken als zich nieuwe en betere inzichten voordoen. Maar, totdat zoiets het geval is en een eerdere beslissing bewezen wordt verkeerd te zijn of verkeerd begrepen te zijn, hebben we rationele geesten nodig om tot een conclusie te komen om vervolgens daar dan uit te leven. 
 De tweede vooronderstelling is dat de Bijbel een onduidelijke en verwarrende boodschap aandraagt over het onderwerp van goddelijk beschikte M/V rollen in de kerk. Volgens mij, en zoals ik dat heb aangetoond, is dat niet terecht. Ik hoop vervolgens ook aan te tonen dat deze rollen –net als alle andere gaven van God- in dank en vreugde aangenomen moeten worden, en niet met tegenzin of omdat dat nu eenmaal zo moet. 
Eerder heb ik de vraag gesteld: ”Waarom wil God verschillende rollen voor mannen en vrouwen?” Uiteindelijk kan ik hier geen antwoord op geven. Ik kan er wel redenen voor bedenken, maar dat leidt gemakkelijk tot fouten. Ik wil een oude kerkvader volgen die zei: “Waar God zijn heilige mond gesloten heeft, durf ik mijn mond niet open te trekken.” Ik heb het vrij zinloos gevonden om Gods plannen –die voor mij te wonderlijk zijn- te bekritiseren; dit leidt alleen maar tot zelfmedelijden en boosheid in mijn eigen leven. Het is beter om mij vol vertrouwen neer te leggen bij zijn goedheid. Daar kom ik later nog op terug. 

Samenvatting 
Vrouwen worden aangemoedigd om actief te dienen in het leven van de kerk: in woord en in daad. Ze mogen bijdragen in woord en daad: in onderwijs, vermaning, en bemoediging- maar niet in het ambt van ouderling (of soortgelijke gezaghebbende functies), waar het gaat om de beoordeling of het onderwijs wel in overeenstemming is met de apostolisch leer, de waarheid, het Woord van God. De verzen die deze M/V verschillen opleggen worden gegeven met hun eigen ingebouwde bescherming tegen kritiek dat ze slechts geldig zijn voor bepaalde tijden of situaties. Het Woord dat ons de waarheid leert geldt voor ons vandaag net zo goed als voor de oorspronkelijke lezers. Het is dus iets dat als gebod wordt gegeven aan de kerk, en het is onze taak om dat te gehoorzamen. God laat ons niet de keus om het te negeren of, in wanhoop over de onduidelijkheid, naast ons neer te leggen.  

Jesus, Justice, and Gender Roles by Kathy Keller (Dutch translation): Deel 1 - Hermeneutische Noodzaak 4/5

 

Populaire argumenten om de Zwijgteksten het zwijgen op te leggen

1. De aanklacht tegen Paulus als vrouwenhater 
Deze aanklacht vindt geen steun, zelfs bij een oppervlakkig lezen van het NT. Paulus werkte samen met vrouwen, zij hielpen hem bij het bezorgen van zijn brieven, hij plantte gemeenten in hun huizen, en hij verwachtte dat zij zich volledig zouden inzetten in de kerk met hun gaven van de geest. Helaas nemen veel mensen niet de tijd om zelfs een oppervlakkige studie te maken over Paulus’ woorden en daden, en daardoor blijft deze aanklacht –die zo gemakkelijk te weerleggen is- voort onder de minder-belezen kerkmensen. 
 2. De toepassing is beperkt tot de kerk in Paulus’ tijd. 
Meer hardnekkig is de verklaring dat de eerste brief aan Timotheüs alleen geschreven was aan de kerk in Efeze, waar de Dianacultus voor lange tijd bestond. Vrouwen, die gewend waren aan godinnen en priesteressen kwamen in de kerk met een opgeblazen visie van hun status, en daardoor veroorzaakten ze problemen binnen de gemeente. Paulus schreef zijn woorden (in de eerste brief aan Timotheüs) slechts voor die bepaalde situatie en daarom zijn ze niet van toepassing op de kerk vandaag. 
Er zijn twee onoverkomelijke bezwaren voor deze visie. Eerst, alles wat Paulus (of elke andere Bijbelschrijver) schreef was gericht aan een specifieke groep mensen met een specifieke situatie. Er staat inderdaad niets in de Bijbel dat uitdrukkelijk geadresseerd is aan ‘de kerk van alle tijden, plaatsen, en culturen.” Toch werd er bij het samenstellen van de canon aangenomen dat Gods geopenbaarde waarheid toepasbaar is voor de kerk van alle tijden, omdat God zelf onveranderlijk, alwetend, en almachtig is. Daarom is Hij ook in staat om zichzelf en zijn wil bekend te maken –op zijn tijd en door de mensen die hij had voorbereid om zijn woorden over te brengen. 
De tweede moeite wordt duidelijk wanneer je aandachtig de eerste brief aan Timotheüs leest. Als er ooit een brief van Paulus is geweest waarvan gezegd zou kunnen worden dat hij geadresseerd was aan ‘de kerk in het algemeen; waar en wanneer dan ook’, dan zou het deze brief zijn. In 1 Tim.3:14-15 schrijft Paulus: “Hoewel ik binnenkort bij jullie hoop te komen, schrijf ik jullie deze instructies nu, zodat in het geval dat ik verhinderd ben, je zult weten hoe mensen zich behoren te gedragen in de familie van God; de kerk van de levende God, de pilaar en het fundament van de waarheid”. 
Deze stelling volgt direct op Paulus’ uiteenzetting van de criteria voor de verkiezing en benoeming van de ambtsdragers. Behalve een paar persoonlijke instructies voor Timotheüs over zijn gezondheid en dienst, kan de hele brief beschouwd worden als een handleiding voor het planten van kerken: Hoe zet je een kerk op als een degelijke organisatie, ingericht volgens de principes van Gods geloofsfamilie. Voorheen waren er duidelijke verschillen tussen huiskerken in verschillende streken en plaatsen. Paulus legt uit aan Timotheüs wat “hij beschouwde als normatief buiten de directe situatie.” Onder alle geschriften van het NT is deze brief wel het minst open voor de interpretatie dat het geschreven was slechts voor een specifieke situatie en dat het alleen daar toepasbaar zou zijn. Integendeel, we moeten deze brief zien als een model voor alle kerken van alle tijden en plaatsen. 
Het is interessant te zien dat 1 Kor.14 een eigen “ingebouwde generaliteitsclausule” heeft. In 14:33b begint Paulus met de opmerking dat de volgende instructies opgevolgd moeten worden “in alle gemeenten der heiligen”. Na deze instructies die –zoals aangetoond- betrekking hadden op het veiligstellen van de ware leer door de ouderlingen, schrijft hij: “Kwam Gods Woord oorspronkelijk van u? Of, bent u de enigen die het bereikt heeft? Als er iemand is die denkt dat hij een profeet is of geestelijke gaven bezit, laat hem dan erkennen dat wat ik schrijf Gods opdracht is.” (14:36-37) 
Het is duidelijk dat Paulus eerder al weerstand had ervaren tegen deze verordening, en hij maakt het duidelijk dat deze niet openstaat voor een andere interpretatie. Hij wijst erop dat het ook niet zijn eigen interpretatie is, maar ‘het bevel van de Heer’. Het ligt hier dus anders dan bij sommige plaatsen in 1 Korintiërs waar hij persoonlijke opdrachten geeft, als apostel, zoals in 1 Kor.11:1,16. Het is ook anders dan plaatsen waar hij onderscheid maakt tussen een voorschrift van de Heer (7:10) enerzijds en een van zijn eigen voorschriften (7:12) anderzijds. 
Als we accepteren dat de hele Schrift geïnspireerd is door God (1 Tim.3:16), dan zullen we niet de fout maken van een rode-letter-Bijbel, waar de suggestie gemaakt wordt dat de woorden van Jezus’ mond meer gezag hebben dan de woorden die de Heilige Geest aan de apostelen gaf. Toch is het interessant om de tekst van 1 Kor.14 te onderzoeken voor bewijsgrond voor een soort culturele einddatum voor ‘geldigheid’ (zoals je die op kruidenierswaren aantreft), die dan gekoppeld is aan een gezegde van Jezus zelf (ook als dat niet in het NT beschreven staat; Johannes geeft aan dat zoiets best mogelijk kan zijn (Joh.21:25). 
Als ik met mensen spreek die deze tekst als irrelevant te brandmerken, dan vraag ik: “Zijn er nog andere geboden van de Heer waarover jij bereid bent je oordeel te vellen?” Er staat hier wel degelijk iets dat serieus gehoorzaamd moet worden, en we moeten een manier vinden waarop we dit dan doen in onze huidige cultuur. 
3. Niet meer geldende geboden? Maar, wacht eens even! Moeten we nu echt dit ‘gebod van de Heer’ gehoorzamen? 
De meest recente poging om deze teksten te omzeilen leert dat het door de culturele verschuivingen van de laatste twee honderd jaar het nu onmogelijk is om de dingen te doen op de manier dat ze in het (verre) verleden werden gedaan. Het zou in feite verkeerd zijn in het kader van het zendingsbevel om vast te blijven houden aan sommige ouderwetse geboden en richtlijnen (ook) in het NT. Kort samengevat; dit is het “Dat was toen; dit is nu” argument. 
Een goed voorbeeld van deze gedachtegang vinden we in William Webb zijn boek “Slaves, women, and homosexuals”. Ik zal proberen het hier samen te vatten. We dachten altijd dat de Bijbel slavernij goedkeurde, en dat was ook zo. Maar God heeft ons meer licht gegeven, en daardoor beseften we dat onder deze goedkeuring van de slavernij een groter en mooier plan lag. Daarom geloven we dat ook niet meer. 
Op dezelfde manier (zegt Webb) dachten we dat de Bijbel een patriarchale, seksistische opvatting had over man en vrouw en hun rol in huis, kerk, en samenleving, en zo was het ook. Maar God heeft ons meer licht gegeven, en nu kunnen we opmerken dat de huidige culturele factoren aangesproken moeten worden met meer fundamentele beginselen van de Schrift. Zodoende kunnen we de geboden die cultureel onbehoorlijk of aanstootgevend zijn verwerpen om juist de meer fundamentele geboden te gehoorzamen die door de hele tekst begraven liggen. Webb heeft een gecompliceerd stelsel ontworpen waarbij ze steeds onderscheid moeten maken tussen geboden die we kunnen verwerpen en anderen die we moeten onderhouden. 
Dit systeem is te complex om dat uit te leggen hier. Ook is het in het kader van dit boek niet zinvol om hier een uitgebreide en systematische boekbespreking te geven. Ik wil alleen maar aangeven dat hier, alsook in andere publicaties een “Dat was toen; dit is nu” standpunt wordt ingenomen, waarbij twee fundamentele hermeneutische fouten gemaakt worden.

Jesus, Justice, and Gender Roles by Kathy Keller (Dutch translation): Deel 1 - Hermeneutische Noodzaak 3/5

Wat zijn de consequenties voor de rol van vrouwen? 

James B. Hurley, in zijn boek “Man and Woman in Biblical Perspective” heeft de zaak zo samengevat: 
 “Als we de conclusie aannemen dat 1 Kor.14:33b-35 duidt op de beoordeling van de profetieën, dan moeten we vervolgens de feitelijke instructies bekijken die Paulus geeft over deze zaak. Hij vond ze niet onbelangrijk. “Alle kerken van God”, zei hij, “waren van gelijke opvatting over deze praktijk (14:33b). We kunnen dit niet toepassen op elke vorm van spreken; het is wel duidelijk dat het hier gaat om de evaluatie van de boodschap van een profeet.” 
Verder voegt hij hieraan toe: 
 “De tekst staat op geen enkele manier in tegenstelling tot 1 Kor.11, waar er duidelijk vanuit gegaan wordt dat vrouwen bidden en profeteren in de kerk. Ook is het niet in strijd met het onderwijs van hoofdstukken 12-14, dat er vanuit gaat dat verschillende leden van Christus’ lichaam allen meedoen in de gezamenlijke vergaderingen.” 

Als we kijken naar de minder duidelijke tekst van 1 Kor.14 en ons afvragen “Er wordt hier iets verboden; wat is dat dan?”, dan vinden we het antwoord in de duidelijke instructie van 1 Tim.2, namelijk “gezaghebbend onderwijs”. In lezingen (voor een gemengd M/V publiek) over dit onderwerp heb ik soms een illustratie gebruikt waarin ik zei: “Als u aan het eind van deze lezing naar huis gaat en u zegt ‘Dat was het stomste dat ik ooit gehoord heb; ik geloof er geen woord van’, wat is het gevolg voor u? Helemaal niets! Als de ouderlingen u vertellen ‘Jezus is God. Hij stierf en Hij stond op uit de doden voor onze verlossing’, en u zegt dan ‘Dat was het stomste dat ik ooit gehoord heb; ik geloof er geen woord van’, wat is het dan gevolg voor u? Als u lid zou willen worden zal het lidmaatschap geweigerd worden en als u al lid was, dan zal de procedure van kerkelijke tucht begonnen worden. Ze zullen u vermanen en men zal u proberen te overtuigen dat u van gedachten moet veranderen. U kunt van het Heilig Avondmaal gehouden worden, en als dat geen verschil maakt dan wordt u uiteindelijk afgesneden, zodat u niet door kunt gaan in de waan dat u toch bij het lichaam van Christus hoort.” 
Er is een essentieel verschil tussen publieke overdracht van informatie, uitleg, en vermaningen (die toegestaan zijn voor alle belijdende mannen en vrouwen) en het gezaghebbend onderwijs naar Gods Woord dat de unieke verantwoordelijkheid is van de geïnstalleerde ouderlingen. In onze kerk vatten we dit samen: “Alles wat een niet-geïnstalleerde man mag doen in de kerk, dat mag een vrouw ook doen.” Om terug te komen op de twee meest urgente (en benadrukte) vragen i.v.m. deze discussie, zoals ik die in het begin al noemde: 
1 Moeten we iets dat zo lang geleden gezegd is nu nog gehoorzamen of zelfs in overweging nemen, terwijl tijden en plaatsen nu zo anders zijn? En: 
2 Waarom heeft God de zaken op deze manier voorgeschreven met specifieke M/V taakverdeling? 
Mijn antwoorden -in het kort- zijn: ‘Ja’ en ‘Ik weet het niet’. Ik zal in het tweede gedeelte –over mijn persoonlijke ervaringen- toch een verklaring voor het tweede punt proberen te geven. Tenslotte, ook al ken ik Gods redenen niet voor specifieke M/V rollen of taken in de kerk, toch is het geen slechte, kwetsende, of onderdrukkende zaak. Maar, laat ik eerst het antwoord op de eerste vraag toelichten.

Moeten we gehoorzamen? 
 Waarom moeten we gehoorzamen of ons zelfs maar druk maken om iets dat zo lang geleden gezegd werd –in een cultuur die toch zo anders was als waarin we nu leven? Voor bijna een halve eeuw heb ik me met deze vraag beziggehouden, en elke tien jaar veranderen de antwoorden waarom we geen aandacht moeten geven aan de zgn. zwijgteksten (en elke andere tekst die erop wijst dat er twee sporen M/V van dienstbaarheid in de kerk moeten zijn) en ze zeker niet hoeven te gehoorzamen. In 1970, toen ik ‘onder zorg’ (d.w.z. in een begeleidingstraject voor kandidaten) was bij de “Pittsburgh Presbytery”, was het de gewoonte om elke kandidaat te koppelen aan een van de permanente commissies van de presbytery. Hoewel (of, wellicht omdat!) ik net afgestroomd was van het traject van ouderling naar het traject van kerkelijke werker, werd ik geplaatst bij de taskforce met betrekking tot de kerkelijke bevestiging van vrouwelijke predikanten, een zaak die toen nog in felle discussie stond binnen de UPUSA. Eigenlijk vond ik dat prima, want zodoende kreeg ik een uitstekende gelegenheid om mijn nieuwe –en zo ik dacht, geldige- interpretatie van de Schrift te toetsen. Als ik een fout gemaakt had in mijn exegese of interpretatie, dan wilde ik die nu graag weten, en als er ergens steekhoudende tegenargumenten bestonden, dan zou ik die hier zeker te horen krijgen. Mijn houding, hoewel ik dat toen niet zo zou kunnen verwoorden was die van: “Oké, geef me je beste schot!” Tot mijn teleurstelling en verbazing bleek “het beste schot” een zwakke cirkelredenering voor elke tekst van Paulus die suggereerde dat vrouwen niet geïnstalleerd mogen worden of verder anders dan mannen moeten functioneren in de kerk. Het vooroordeel bleek te zijn: “We weten al dat onze visie juist is, dus dan kan een tekst die het tegendeel lijkt te beweren niet geldig zijn voor ons in onze tijd. Er werd gezegd dat Paulus waarschijnlijk niet de echte schrijver was van de eerste brief aan Timotheüs en dat een latere schrijver hoofdstuk 14 had ingevoegd in de eerste Korintiërs brief. Het gesprek liep meestal zo: “We weten al wat we geloven, dus breng geen onrust of verwarring door feiten op tafel te leggen.” Ik was niet onder de indruk! Terwijl de jaren en decennia voorbij rolden hebben nieuwere argumenten tegen de zwijgteksten de eerdere simplistische argumenten vervangen. Onder de meer populaire theorieën waren: 
1. Paulus onderwees inderdaad deze ‘verschrikkelijke leer’, maar hij was dan ook een vrouwenhater. Daarom doen we er goed aan om deze teksten te negeren. 
2. Paulus onderwees inderdaad deze ‘verschrikkelijke leer’, maar die had alleen betrekking op bepaalde kerken waar problemen bestonden met losbandige vrouwen. Omdat dat bij ons geen probleem is hoeven we ons daar vandaag dus niet druk over te maken. 
3. Paulus onderwees precies wat hier lijkt te staan, maar de culturele situatie is tegenwoordig zo veranderd dat we dit gedeelte niet langer hoeven of moeten gehoorzamen. Ik wil deze opvattingen een voor een bespreken.

 

Jesus, Justice, and Gender Roles by Kathy Keller (Dutch translation): Deel 1 - Hermeneutische Noodzaak 2/5

 

Wat 1 Korintiërs 14:33b – 38 niet kan betekenen 

 Zo is het in alle gemeenten van de heiligen. 
34Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. 
35Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt. 
36Heeft het woord van God zich soms verspreid vanuit uw gemeente? Of heeft het enkel u bereikt? 
37Wie van u denkt te kunnen profeteren of in het bezit van de Geest te zijn, dient te erkennen dat wat ik u schrijf een bevel van de Heer is. 38Doet hij dat niet, dan wordt hij zelf niet erkend. 

Dit Schriftgedeelte kan niet betekenen dat vrouwen op geen enkele wijze mogen spreken in openbare vergaderingen van de kerk. In 1 Korintiërs 11, dus net drie hoofdstukken eerder, schrijft Paulus: “Iedere vrouw … die bidt of profeteert met onbedekt hoofd, onteert haar eigen hoofd.” De bespreking over hoofdbedekkingen, inclusief de verwijzingen naar een vrouw als de eer van haar man, engelen, de schepping en de Drie-eenheid – hoewel vol van betekenis- kan heel gemakkelijk het centrale feit in de schaduw stellen, namelijk dat vrouwen in het openbaar spraken en baden in de Christelijke bijeenkomsten. 
In deze brief veroordeelt Paulus dus niet de openbare dienst van vrouwen, maar hij geeft er wel regels voor. Ook onder de profeten waren vrouwen. Op de Pinksterdag zag Petrus de heilige Geest neerkomen op vrouwen net zo goed als op mannen (Hand. 1:14, 2:1-4, 16-18), waarbij hij Joël 2:28-29 citeerde als verklaring voor wat daar gebeurde. “Jullie zonen en dochters zullen profeteren… Zelfs op mijn dienstknechten (M/V) zal ik mijn Geest uitstorten… en zij zullen profeteren." Verder noemt Lucas dat Philips de Evangelist vier ongetrouwde dochters had die allen profeteerden (Hand. 21:9). 
Als ik 1 Korintiërs juist lees, dan lijkt het dat de brief vooral bedoeld was om de praktijken van de geestdriftige gelovigen, die –nu ze de vrijheid van het nieuwe evangelie hadden ervaren- daar verkeerde conclusies aan verbinden en daarmee het doel overschoten. Ze aten vlees dat aan afgoden geofferd was, terwijl ze daarmee geen rekening hielden met zwakkere gewetens. Ze hechtten te veel betekenis aan het spreken in tongen. 
In de huidige situatie kunnen we 1 Kor. 11 lezen als een bemoediging om vast te houden aan de goddelijke instelling van specifieke rollen voor mannen en vrouwen, terwijl vrouwen in het openbare leven wel hun geestelijke gaven konden uitoefenen op velerlei gebied.

Samenvattend, er zijn in het Nieuwe Testament voorbeelden waar vrouwen geprezen, niet veroordeeld worden voor hun spreken in het openbaar. Vrouwen profeteren in 1 Kor. 11:5 (en merk op dat in 1 Kor. 12:28 de gave van profetie hoger wordt gesteld dan de gave van onderwijs), Priscilla en Aquila verduidelijkten het evangelie voor een man (Apollos) in Handelingen 18:26, en in Rom. 16:3 noemt Paulus Priscilla een “partner in het werk”, een titel die ook gebruikt werd voor Euodia en Syntyche in Filippenzen 4:3 –zij waren naast Paulus actief betrokken bij het evangelisatiewerk. Ook in het Oude Testament zijn er voorbeelden van vrouwelijke leiders en profetessen zoals Mirjam, Debora, en Hulda. En, vrouwen moesten de eerste getuigen worden van de opstanding van de Heer: “Ga, en verkondig dit aan de discipelen. (Marcus 16:7). Het is dus wel duidelijk dat vrouwen niet door de Schrift verboden worden om de meeste vormen van openbaar spreken uit te oefenen. 
Slechts één vorm ervan, namelijk datgene waar 1 Timotheüs 2:11-12 op duidt- ligt buiten het bereik van vrouwen. Daar gaan we straks naar kijken. 

Wat betekent 1 Korintiërs 14:33b-38 dan wel? 
 Om te kunnen begrijpen wat hier voorgeschreven wordt moeten we eerst naar het verband kijken. Volgens de hermeneutische regels moeten we eerst de vraag stellen: “Wat betekende dit voor de eerste lezers?” In sommige Bijbelvertalingen staat er als kopje boven dit Schriftgedeelte, net voor 1 Kor.14:26: “De Goed Geregelde Eredienst”. Paulus schrijft inderdaad aan de kerkelijke gemeente in Korinte hoe ze hun erediensten moeten inrichten. In 1 Kor.14:1-25 heeft hij al gesproken over het juiste doch beperkte gebruik van het spreken in tongen tijdens de openbare eredienst, waarbij hij de nadruk legt op het gebruik van begrijpelijke taal die ongelovigen tot bekering zou kunnen leiden (v. 24, 25). Daarna geeft hij, in 14:26-33 verdere aanwijzingen over de eigenlijke opbouw van de eredienst. 

 De Goed Geregelde Eredienst 
 26Broeders en zusters, wat betekent dit voor uw samenkomsten? Wanneer u samenkomt draagt iedereen wel iets bij: een lied, een onderwijzing, een openbaring, een uiting in klanktaal of de uitleg daarvan. Laat alles tot opbouw van de gemeente zijn. 
27Er mogen twee, hoogstens drie van u in klanktaal spreken, ieder op zijn beurt en bovendien met iemand die de uitleg geeft. 
28Is er niemand die dit kan, dan moeten ze zwijgen en alleen voor zichzelf tot God spreken. 
 29Laat van hen die profeteren er telkens twee of drie spreken; daarna moeten de anderen het beoordelen. 
30Wanneer aan iemand die nog op zijn plaats zit iets geopenbaard wordt, moet degene die op dat moment spreekt verder zwijgen. 
31U kunt ieder op uw beurt profeteren, zodat ieder van u kan worden onderwezen en bemoedigd. 
32En wie profeteert heeft macht over zijn geest, 
33want God is niet een God van wanorde maar van vrede. 

Dit overzicht geeft de indruk dat er gelegenheid was voor allerlei bijdragen door de aanwezigen: liederen, bemoedigingen, tongentaal en profetieën. De tongentaal moest wel met een uitleg gepaard gaan, anders zou de boodschap niet begrepen worden en –zoals we weldra zullen zien- niet beoordeeld kunnen worden. Verder mochten er maar twee of drie profetische sprekers de beurt krijgen waarna anderen nauwlettend de boodschappen moeten beoordelen. Daar gaat het om. 
Probeer voor te stellen hoe het toeging in de gemeente die deze brief ontving. De kerk van de eerste eeuw bouwde haar eredienst om naar het patroon van de dienst in de Joods synagoge. Net als in de synagoge had de kerk vroeger haar eigen permanente, speciaal opgeleide leiders, terwijl er regelmatig rondreizende rabbi’s bij hen kwamen die dan uitgenodigd werden om te spreken. 
Dit lijkt bijvoorbeeld het geval te zijn in Mattheus 13:54, Marcus 6:2, en Lucas 4:31-32. Dit voorval (of soortgelijke voorvallen) is breder uitgewerkt in Lucas 4:14-29. Daar zien we dat “de aanwezigen in de synagoge” verbaasd zijn en dan woedend worden omdat Jezus spreekt vanuit zijn eigen gezag (4:28). Dit houdt verband met het feit dat Jezus zijn onderwijs begon met de verklaring “Amen, amen!”, wat betekent “Vertrouw op mij”, of “Waarachtig, ik verzeker jullie!” of “Dit is de Waarheid!” Waarom maakte dit hen zo kwaad? In de synagogedienst hadden de plaatselijke ouderlingen de taak om het onderwijs van de dag kritisch te evalueren om daarna hun oordeel te geven als: “Dit is Waar; hier staan wij achter!” dan wel: “Dit deugt niet; wij verwerpen het!” De ouderlingen zaten dus vooraan en als het gesproken woord in overeenstemming was met het geschreven Woord, dan was het hun taak om het “Amen, amen!” uit te spreken na de boodschap. Een van Jezus’ misdaden was dus dat hij (door alvast te beginnen met “Amen, amen!” zelf het oordeel velde dat zijn woorden betrouwbaar waren, nog voordat hij verder iets had gezegd. Hij nam dus de essentiële taak van de ouderlingen (het gesproken woord te beoordelen) weg, en het is dan ook geen wonder dat zij hoogst beledigd waren. Hun woede leek dan ook gerechtvaardigd en zou dat ook zijn geweest als Jezus niet het vleesgeworden Woord van God, “de Waarheid, zelf” zou zijn. 
 De vroege kerk nam dezelfde praktijk over van de Joodse synagoge- en om dezelfde redenen. Zonder een eigen, goed opgeleide geestelijke leider en een gezaghebbende samenbundeling van “canonieke geschriften” van Jezus en de apostelen was het toch mogelijk dat allerlei gasten de gemeente konden toespreken. Afhankelijk van de kracht waarmee zulke sprekers hun boodschap brachten zouden ze dus volgelingen kunnen winnen voor hun eigen interpretatie van het apostolisch onderwijs. 
Valse leer was het grootste gevaar voor de jonge kerk, en juist daarom was het essentieel dat er een groep ouderlingen was, geselecteerd op grond van volwassen geloof, die de opdracht hadden om te oordelen tussen ware leer en valse leer- niet alleen bij gasten maar ook bij sprekers uit eigen gemeente. Waarschijnlijk werden de ouderlingen ook betaald voor dit werk, want hun functie was zo belangrijk dat ze de nodige tijd en energie moesten kunnen steken in training en studie (1 Tim.5:17-18). En dat is dan ook de situatie in Korinte, waar profeten en andere sprekers beoordeeld moesten worden (14:33b-38). 
Zoalsn alle gemeenten van de heiligen. 
34moeten vrouwen gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. 
35Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt. 
36Heeft het woord van God zich soms verspreid vanuit uw gemeente? Of heeft het enkel u bereikt? 
37Wie van u denkt te kunnen profeteren of in het bezit van de Geest te zijn, dient te erkennen dat wat ik u schrijf een bevel van de Heer is. 38Doet hij dat niet, dan wordt hij zelf niet erkend. 

 Hier is het verder van belang dat we de hermeneutische principes “De Schrift verklaart de Schrift” en “Wat duidelijk is, verklaart datgene wat onduidelijk is” toepassen. Er is maar een ander geval waar vrouwen gezegd wordt dat zij moeten zwijgen, namelijk in 1 Timotheüs 2:11-12. 
11Een vrouw dient zich gehoorzaam en bescheiden te laten onderwijzen; 
12ik sta haar dus niet toe dat ze zelf onderwijst of gezag over mannen heeft; ze moet bescheiden zijn. 

 In de (meeste) Nederlandse vertalingen lijkt het erop dat Paulus de vrouwen twee zaken verbiedt: ze mogen niet onderwijzen en ze mogen geen gezag hebben over mannen. Onder de theologen is hierover onenigheid, maar ik ben het uiteindelijk eens met de deskundigen die beweren dat het hier om slechts één functie gaat. In dat geval vinden we hier een grammatische constructie die bekend staat als ‘hendiadys’, en Paulus gebruikt die vorm inderdaad met regelmaat. Craig Blomberg schrijft: “Philip Payne heeft aangetoond dat de Grieks-talige conjunctie “oude” (A noch B) die de twee werkwoorden in vers 12 verbindt vaak uitdrukkingen samenvoegt die elkaar in zekere zin nader uitleggen. Paulus wil hier dan ook niet twee aparte zaken verbieden (niet onderwijzen en geen gezag hebben), maar de twee werkwoorden horen bij elkaar en omschrijven een specifieke functie. De context van 1 Tim.2 bevestigt dit. In het Nederlands wordt deze vorm niet vaak gebruikt, behalve wellicht in de poëzie. “Gras en groen” is zo’n uitdrukking. Hier gaat het ook niet om twee afzonderlijke zaken; een ding wordt hier voorgesteld als een combinatie van twee woorden of uitdrukkingen. Hoewel ik me bewust ben van de stromen van inkt die gevloeid hebben over deze vrij onbeduidende constructie moet ik het eens met Blomberg en Hurley. Hurley schrijft over de vraag of ‘onderwijs’ en ‘gezag’ twee verschillende zaken zijn of samengaan, en hij vindt de argumenten voor ‘gezaghebbend onderwijs’ overtuigend. Hij concludeert: “Als onderwijzen en gezag hebben (over een man) gescheiden worden, dan wordt er tekort gedaan aan de grammatica en aan de vrouwen.” Als dat zo is, dan wordt (in 1 Tim. 2, en dan ook in 1 Kor. 14) verboden dat vrouwen “gezaghebbend onderwijzen”- dat is dan een soort onderwijs dat niet gevonden wordt in andere, toegestane vormen van openbaar spreken. Omdat dit gekoppeld is aan 1 Kor. 14 en het beoordelen van profetieën en hier (in 1 Tim.3) direct gevolgd wordt door een bespreking van de kwalificaties van ouderlingen, vind ik het niet slechts waarschijnlijk maar onvermijdelijk om te concluderen dat vrouwen tot zwijgen geboden worden in de functie die alleen voor ouderlingen gereserveerd was, d.w.z. voor de mannen die moesten waken over de persoonlijke en gezamenlijke trouw aan de apostolische leer. Zoals je ziet begint en eindigt Paulus deze brief met waarschuwingen tegen de valse leer (1 Tim.1:3-7, 6:3-5, 20-21) en ook in het midden van de brief besteedt hij daar nogal wat aandacht aan (4:1-16). Het was van cruciaal belang voor de vroege kerk (en, ik zou zeggen door de hele kerkgeschiedenis) om zeker te zijn dat de waarheid van het evangelie niet verwaterd zou worden met “heilloze bakerpraat en verzinsels”. Voordat de geschreven canon er was, stond slechts het gezaghebbend oordeel van de ouderlingen tussen de onvervalste apostolische leer en elke uitweiding of vertekening die een spreker daarbij zou willen voegen. Paulus verwijst (in 1 Tim.6:20 en 2 Tim. 1:14) naar datgene dat hem was toevertrouwd, d.w.z. het in-onvervalste-vorm overgeleverde apostolische getuigenis. Judas gebruikt een soortgelijke uitdrukking in vers 3, waar hij schrijft over “het geloof dat voor eens en altijd is overgeleverd” (vergelijk: 1 Kor.11:2, 15:1-3, 2 Tess. 3:6, enz.). Dit onderwijs wordt ‘gezaghebbend’ genoemd om twee redenen. Ten eerste omdat dit betrekking heeft over het laatste oordeel waarbij het gaat om waarheid tegenover dwaling. Ten tweede omdat het omdat het komt met de dreiging van de tucht, d.w.z. de macht om iemand van de Christengemeente verbannen als hij onderwijs zou bieden in trotse ongehoorzaamheid aan de erkende apostolische overlevering.

Jesus, Justice, and Gender Roles by Kathy Keller (Dutch translation): Deel 1 - Hermeneutische Noodzaak 1/5

 

deel 1 Hermeneutische Noodzaak 

 Ik accepteer de Bijbel als het Woord van God; geïnspireerd en zonder fouten. Maar dat was niet altijd het geval. Tijdens mijn ‘high school’ jaren legde God beslag op mijn leven, maar het kostte nog heel wat tijd om de Bijbel te accepteren als meer dan een verzameling van fabelachtige verhalen, geschikt voor recitatie bij plechtige gelegenheden. Ik wist van het bestaan van ‘fanatiekelingen’ die daar een meer krachtdadige visie over hadden. Hoewel ik opgroeide in een gezin en kerk met deze visie van de Schrift (als fabelverzameling), weerhield dit me er niet van om predikant te worden in de “United Presbyterian Church”. 
Ik wist dat God bestond; ik was hem op allerlei manieren tegengekomen, maar niet door de Schrift. Ik had geen idee dat ik iets belangrijks miste. Pas na het voortgezet onderwijs leerde ik intelligente gelovigen kennen die de Bijbel aanvaardden als de enige betrouwbare regel voor leer en leven. Gedurende enkele jaren worstelde ik met de begrippen ‘gezag’ en ‘inspiratie’ van de Bijbel. Ik wilde een zelfstudie (‘independent study’) doen over dit onderwerp en dus begon ik met het werken aan de literatuurlijst die ik van mijn professor meekreeg. Na meerdere literatuurlijsten was ik goed bekend met tekstkritiek, tekst-varianten, mondelinge overlevering, het Q-document, de Essenen, vrijzinnigheid, neo-orthodoxy, ontmythologisering, fundamentalisme, het evangelische standpunt, en nog vele anderen. Door deze uitgebreide studie werd het me duidelijk dat de canonieke Bijbeltekst betrouwbaar is. 

Uiteindelijk kwam ik tot deze conclusie op grond van een eenvoudige vraag: ‘Jezus vertrouwde op de inspiratie van het Oude Testament, en hij beloofde dat ook het Nieuwe Testament betrouwbaar zou zijn. Hij hield nooit op met het citeren van de Schriften, zelfs niet toen hij aan het kruis hing (Ps. 22). Hij ademde de Schriften; Hij nam ze zo serieus!’ 
Zou ik dan, als zijn discipel, ook niet dit perspectief van hem over het gezag en de betrouwbaarheid van de Schriften moeten overnemen?’ Dit groeiende besef werd voor mij een revolutionaire gedachte; het zette mijn hele denken op de kop! Ik heb jullie deze persoonlijke reis verteld om je te verzekeren dat ik elke kans (en een goede motivatie!) had om juist NIET de Schrift te aanvaarden als de enige leidraad voor mijn leven. Niemand in mijn gezin en vriendenkring had zoiets gedaan; het was dus voor mij ook niet een visie waar ik als kind mee was opgebracht. 

De persoonlijke ‘paradigm shift’ bracht enorme consequenties met zich mee. Nu ik ging vertrouwen op Gods Woord als de waarheid, die mij was geschonken om mij te helpen bloeien, ging ik daar niet tegen protesteren maar wilde ik me in mijn keuzes onderwerpen aan de Schrift. Van nu af aan, als mijn natuurlijke keuzes en Gods geboden gingen botsen, dan kreeg Hij de overwinning. Daardoor werd de studie van de hermeneutiek voor mij een zaak van groot persoonlijk belang. ‘Wat leerde de Bijbel werkelijk over de kernvragen? Was het wel mogelijk om daarachter te komen- of bestond er speelruimte? En als er uiteindelijk speelruimte en vrije keus bleef, was er dan enig nut voor mij? 

Het terrein van de hermeneutiek is uitgebreid en niet alles erin is relevant voor ons onderwerp van ‘vrouwen in de kerk’, dus ik wil beginnen met een beknopt overzicht van de beginselen. In de vorige generatie zijn er veel nieuwe werken verschenen over de ‘wetenschap van de Bijbelse interpretatie’ en zij bieden veel waardevol materiaal. Toch is het zo dat deze boeken uiteindelijk twee grondregels (moeten?) volgen. 
1. De Schrift spreekt zichzelf niet tegen. De Anglicaanse kerk stelt dit op een meer elegante manier van spreken: ‘Zo mag de kerk ook geen tekst uitleggen op een manier waarbij een andere tekst zou worden tegengesproken.’ Daarom moeten we de meer begrijpelijke teksten gebruiken om de minder begrijpelijke teksten uit te leggen. Hoe zou dat ook anders kunnen, vooral omdat een en dezelfde Geest achter de openbaring, het schrijven, en de keuze van de ontvangers van Gods Woord staat. Ik vind het amusant, maar ook weleens vervelend dat we dit niet allemaal zo ingewikkeld hoeven te maken. Tenslotte, als er een Wezen is die machtig genoeg is om Godgenoemd te worden – de Schepper en Onderhouder van de hele kosmos!- waarom zou het dan zo moeilijk zijn te geloven dat Hij op authentieke en duidelijke wijze met zijn schepselen zou kunnen en willen communiceren?! Dat lijkt me vrij wat eenvoudiger dan het laten draaien van alle elektronen rond de kernen van miljarden werelden om maar te zwijgen over het verzorgen van de gebroken harten en zielen van zijn kwetsbare schepselen op aarde! 
2. Elke tekst moet begrepen worden in de context- historisch, cultureel, en sociaal. Wat was de bedoeling eigenlijk van de schrijver in elk boek, tekstgedeelte, en zin, en wat betekende het voor de eerste lezers/luisteraars? Het gevolg van dit principe is dat we een manier moeten ontdekken om Gods geopenbaarde wil in alles te gehoorzamen- zelfs als onze culturele situatie heel anders is dan de situatie waarin het eerst geopenbaard werd. We moeten logisch blijven denken. God inspireerde mensen om zijn boodschap op te schrijven. Dat houdt dan in dat de Bijbel is geschreven door mensen die menselijke taal gebruikten. Toch –als God niet verandert in zijn voorzienigheid- en Hij zorgde ervoor dat er een Boek tot stand kwam om zijn volk te leiden in alle tijden en plaatsen, dan verandert zijn woord niet met betrekking tot zijn karakter, plan en wil voor zijn schepselen. Als God complete heiligheid, liefde, en genade is, dan gaat Hij vandaag niet opeens iets anders, een “vernieuwde en verbeterde versie” beginnen. Het kan best zijn dat we onze gehoorzaamheid aan zijn wetten op creatieve wijze moeten uitoefenen waarbij we rekening houden met de veranderde omstandigheden waarin we leven, maar dat zal zelden een echt obstakel worden voorechte gehoorzaamheid. God geeft onveranderlijke wetten, maar Hij geeft ook vrijheid om ze in cultureel verschillende manieren te gehoorzamen. 

Nu we de hermeneutische grondregels hebben vastgesteld staan we klaar om verder de diepte in te duiken en de “terreurteksten” (zoals feministen ze wel noemen) te bespreken: 1 Kor. 14:33b-38 en 1 Tim. 2:11-12.